twee schaduwen lopen
door bellenblazend zand
de één wat langer,
de ander zoekt een hand

het schuimt in kragen
aan het leeggelopen strand

in glazen van blonde ogen
verlegen neergeslagen
zit de dromer
als zij kiest

suist het, het bruist
alsof de hitte krakend vriest,
vindt dat ene woord een hart,
valt niets meer te verbazen
het is zomer !