De keizer staat te roepen in de stegen en de straten
dat de mensen moeten gaan en alles achterlaten
Ga vlug naar je eigen stad waarvan je bent gekomen
zodat je naam wordt vastgelegd, niemand kan ontkomen

Jozef zoekt Maria op, en vraagt haar mee te reizen
doen spullen in een koffertje maar willen liever blijven
Nemen afscheid van de stad en gaan dan vlug op reis
samen met een ezeltje, een dier zeer eigenwijs

Maria heeft een dikke buik en dat is goed te zien,
verwacht een baby, Zoon van God, Koning bovendien
Het ezeltje vertikt het vaak om Maria mee te dragen
want de weg is lang en zwaar, hij blijft zich luid beklagen

Dan komen zij in Bethlehem daar kunnen zij wat rusten
het ezeltje is opgelucht, het zou iets lekkers lusten
Hij heeft geluk, ze vinden plek, in een stal gemaakt voor dieren
het ezeltje is reuze blij, hij gaat het vrolijk vieren

Diezelfde nacht is het zover en wordt het kind geboren
Wonderbare Zoon van God, het huilen is te horen
een voederbak is goed genoeg als bedje voor de Koning
tevreden ligt het Koningskind, Hij hoeft geen dure woning

Wijze mannen, heel ver weg, staan naar de lucht te staren
zij denken daar iets moois te zien, dat ieder zal verbazen
Zeer verwonderd kijken zij diep ontroerd naar boven
een ster, zo mooi, zo schitterend, het is niet te geloven

Met zijn allen op een rij gaan zij onderzoeken
waar die ster hun brengen zal, ze kijken in hun boeken
Zo blijven zij die lange reis, naar de hemel wijzen
en vinden het zeer wijs, om naar Bethlehem te reizen

Ook wat herders in het veld, een lange, korte, dikke?
tellen schaapjes stuk voor stuk, de zwarte en de witte
ze vervelen zich enorm tot een engel plots verschijnt
hen verteld van ‘t geboren kind en daarna weer verdwijnt

Dan horen zij een mooi geluid het is van engelenkoren
ze springen en ze jubelen, zij willen bij hen horen.
het is donker, deze nacht, maar dat kan hen niet deren.
nemen zelfs wat schaapjes mee om het kind te eren

Zo komen zij daar allen aan en knielen bij de Koning
De wijze mannen buigen zelfs, een wondere vertoning
Kadootjes krijgt het kindje ook, mirre, goud en wierook,
ze kijken naar het ezeltje, dat net weer in het hooi dook.


Dit gedicht is geschreven als begeleidend verhaal bij een schimmenspel voor kinderen. Vandaar dat het soms wat details heeft die je niet terug zult vinden in de bijbel, maar erg leuk zijn om het beeldend te maken. Een paar details heb ik aangepast voor de site.