Jolet is bij haar oom.
Het regent eikels uit de boom.
De wind stoeit met de takken,
wil haar emmertje pakken.

Jolet, haar handen steeds voller
ziet het emmertje verder rollen.
Ze rent er strooiend achteraan,
glijdt uit en gaat weer staan.

De eikels vallen op de grond
waar eerst de oude eik nog stond.
Oom gaat op een eikel staan
en drukt de grond een beetje aan.

Als ik het mag beleven
en God de groei wil geven
staat over een jaar of twee, zegt oom
hier misschien wel een nieuwe boom.