Een schaapje liep eens in de wei
en wilde heel graag weten,
hoor ik nog wel ergens bij,
of zijn ze mij vergeten?

Hij was anders dan de rest,
deed anders dan de kudde,
dat gaf enorm veel bèèh geroep,
dat vond het schaapje knudde.

Het schaapje voelde zich apart,
het was ook best bijzonder,
hij was zwart, de rest was wit,
was hij misschien gezonder?

Dapper ging hij naar de groep,
om het aan hen te vragen,
maar zij begrepen hem verkeerd,
begonnen hem te plagen.

Hij werd verstoten door de groep,
tot de Herder hem kwam halen,
Hij droeg het zwarte schaapje mee,
de and’re schapen baalden.

De Herder zei: Jij hoort bij Mij,
blijf veilig bij de Herder,
jij bent anders, dat is te zien,
maar jou help Ik ook verder.

Ik heb jou lief zoals jij bent,
ook als anderen jou plagen,
roep Mij maar, Ik kom te hulp,
je hoeft alleen te vragen.