Ik zou u willen vragen
mag ik misschien een hoed
u heeft ze vaak gedragen
ze stonden u zo goed.

De prachtig mooie kleuren
de brede rand rondom
mijn moeder zegt; niet zeuren
't is onbeleefd en dom.

Toch wil ik graag die ene
die u parmantig droeg
kan ik de paarse lenen
u heeft er toch genoeg?

Dan dans ik door de straten
dan speel ik een prinses
en denk alvast aan later
bij God, daar volgt de rest.

Hij is een goede Koning
ik ben Zijn koningskind
Hij maakt alvast een woning
en zegt; wie zoekt, die vindt.

Ook u mag bij Hem komen
uw hoeden blijven thuis
wij dragen mooie kronen
in het hemels Vaderhuis.