'Het nu' dat niet door wil dringen,
tranen die ze wil bedwingen,
flarden van herinneringen
en de grip op 't leven kwijt.
Met een lichaam vol gebreken
onder een verpleeghuisdeken,
blijft ze in haar woorden steken,
niet bewust van plaats en tijd.
Leven vol barsten en scheuren,
liggend in urinegeuren,
starend naar de witte deuren.
Wanneer komt de zuster nou?
Nat zijn haar pyjamajassen.
Hoe laat wordt ze nou gewassen?
en ze moet weer nodig plassen.
Lieve zuster; 'Kom toch gauw.'
Ligt zo jaren dementerend,
niet aanspreekbaar, vegeterend,
Alzheimer zo mensonterend,
ze wacht op haar eindstation.
Maar zolang haar hart blijft kloppen,
zal haar levenstrein niet stoppen,
zoekt ze troost bij babypoppen.
Tot ze terug mag naar haar Bron.
Zijn haar aardse levenssporen
in vergetelheid verloren
en verloor ze haar decorum,
haar geloof gaf ze nooit prijs.
Want ze neuriede gezangen,
daaruit sprak een groot verlangen,
dat de Heer haar zal ontvangen
in Zijn Hemels Paradijs.
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.