Als vergrijsde silhouetten
gaan ze schuivelend voorbij,
’t leger van de hulpelozen,
in een lange, droeve rij.
Handen, die naar dingen grijpen,
die er nimmer zijn geweest,
ogen, die onmachtig zoeken
naar hun eenmaal held’re geest.


En door al die stille rijen
zie ik helpers troostend gaan,
engelen, gestuurd van boven,
maar je ziet het ze niet aan.
Soms wordt er iets liefs gesproken,
wangen zachtjes aangeraakt
of met meer dan plichtsbetrachting
bij een stervende gewaakt.


Ongezien door vele ”groten”
doen ”geringen” hier hun taak,
maar ze schieten in veel harten
ongeveinsd in één keer raak.
Práten over naastenliefde
is op deze plaats niets waard.
Zonder woorden daaraan werken,
heel hun zijn dát openbaart!
Frits Deubel
 
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment