Achter elke glimlach woont een traan.
'Een moedig hart dat niet wil huilen.'
Het zonlicht breekt een tere baan
en laat de droefheid wazig schuilen.

En moedig slikt men het verdriet,
'Het zal misschien toch eens wel wennen,
en zing je aarzelend het eerste lied
blijft elke toon het leed ontkennen.

O God, geef ons toch steeds weer open ogen,
die in een ander 'ook de juiste pijn ontdekt,
zodat we, diep vanuit het eigen hart bewogen
de armen naar de ander houden uitgestrekt.

Dan zullen tranen toch op zil'vren parels lijken,
beschenen door het liefdevolle medeleven.
De valse tonen zullen toch een loflied blijken
omdat  de medemens wat zonlicht willen geven.