Soms zegt ze zomaar tegen mij: meneer
en glimlacht vriendelijk mij tegemoet,
een sluier geeft het juiste zicht niet meer,
zo groet je immers elke vreemde heer,
dan trekt de nevel op; de ommekeer
voltrekt zich langzaam en ze is er weer,
soms zegt ze zomaar tegen mij: meneer
en glimlacht vriendelijk mij tegemoet,
ik, vreemdeling en eigen vlees en bloed,
geluk is soms oneindig broos en teer,
op deze aarde sterft men menig keer,
nu zegt ze sóms nog tegen mij: meneer