’t Was biddag en we zaten samen buiten,
genietend van het warme lenteweer.
Rondom ons waren vogels aan het fluiten.
Zo warm als nu was ’t volgens ‘’t nieuws niet êer.

Een hommel kwam toen aangevlogen,
streek op de parasolvoet neer.
Blijkbaar had hij zijn laatste kracht vervlogen
want zo te zien kon hij niet verder meer.

Nog even, dacht ik, en hij is niet meer in leven.
Hij lijkt versuft en heeft vast trek.
Hoe weet ik nu wat ‘k hem kan geven?
Wat honing? Ja, dat leek me niet zo gek.

Want in “de Werkbij” waar we waren
met de senioren vorig jaar,
daar hebben zij toch doen verklaren
wanneer de honing goed is en ook klaar?

“Tot drie keer toe moet de bij de honing eten”,
dan is het gouden “zoet” pas goed.
Dus ging ik met een goed “geweten”
de hommel met de honing tegemoet.

En ja hoor, met zijn slurfje nam hij
de honing van de parasolvoet af.
Dat smaakte zeker want steeds sneller zoog hij
de honing op, en kijk, wij stonden paf:

daar ging hij, met hernieuwde krachten
de lucht in met een mooie boog.
Dit was toch wat ‘k ervan verwachtte?
En zo verloor ik hem weer uit het oog.

’t Was biddag en we zaten samen buiten,
’s morgens was er kerk en ’s avonds weer.
En samen mochten w’ ons in ’t gebed daar uiten
en luist’ren naar de woorden van de Heer’.

We vroegen Hem om leiding in ons leven
en alles wat er verder nodig is,
maar bovenal of Hij wil geven
vervulling in ons zielsgemis.

Laat ons ’t gebed toch niet verachten
want Hij die oren heeft en hoort
wil dat wij ’t al van Hem verwachten!
Dat zegt Hij zelf in Zijn onfeilbaar Woord.

Dan geeft Hij óók vernieuwend leven.
Door eigen schuld zijn wij het echte leven kwijtgeraakt.
Maar Hij wilde zich zelf tot spijze geven
en zondaars worden door Hem aangeraakt.

Laat ons dan zien op d’ opgestane Koning
Die door Zijn macht de satan overwon.
Zijn liefd’ is beter dan de allerzoetste honing
want Hij is onze Levensbron.

’t Was biddag en we zaten samen buiten.

Maart 2014