wanneer ik, Heer, om mij heen kijk,
dan kan ik dankbaar mij verblijden:
ik zie de schoonheid van het aardse rijk
in kleuren, en de jaargetijden

de vele sterren die zo stralen
en in glans aan de hemel staan:
zij spreken luid, en zij verhalen
Uw heerlijkheid waar zij voor gaan

de flora en de fauna, Heere,
hoe onvoorstelbaar rijk zijn zij;
U schiep ze, Heer, te Uwer ere
en alles was zeer goed, zei Gij

zo was het in de Hof van Eden,
Adam en Eva waren er,
door U bedoeld als eeuwig heden
bij U, Blinkende Morgenster

maar daar is het niet zo gebleven,
het is er toen niet goed gegaan;
toen hebt U, Heer, U Zelf gegeven
en U hebt alle schuld voldaan

U bent de Heere van het leven
U leeft in alle eeuwigheid,
als wij ons hart aan U, Heer, geven
dan zijn we van U, voor altijd

U zult ons eeuwig leven geven,
U hebt dat, Heer, voor ons bereid:
in zonneschijn bij U te leven,
bij U, in eeuw’ge heerlijkheid

wanneer ik, Heer, om mij heen kijk
dan zal ik dankbaar mij verblijden:
de schoonheid van Uw hemelrijk
in kleuren, en voor alle tijden

Christus Pantocrator is/betekent: 
Christus, heerser over alles