wanneer elementen dreigen,
het onoverkomelijke
sluipend hangt aan steen en twijgen

in wollige lagen duisternis
mens en dier bedekt
zich als een boetekleed
over alles wat ademt strekt

het daglicht kwijnend schijnt
flakkert in de wind
over nietsvermoedend land
-het onschuldige kind –

komt door de wolken een hand
die het water deelt
en het spectrum bespeelt
boven angstaanjagend zuchten
waarvoor witte vleugels vluchten
en in scherpgekante lijnen verbleken,
die stilzwijgend hoop doet spreken
in het ver reikende oog,


voor wie het vindt,
is getekend:


de regenboog