Zonlicht strooit haar stralenpracht,
Verdrijft het duister van de nacht,
Die oplost in haar eindigheid,
Nu de dag wordt ingeleid.
 
Een geboorte zonder wee,
Over bergen, veld en zee.
De aard omhelst die nieuwe dag,
Met haar liefdevolle lach.
 
De frisse jonkheid van nieuw leven,
Door wondre schoonheid hier omgeven,
Toont elke ochtendstonde weer
Het aangezicht van God de Heer.
 
Iedre dag is een creatie,
Toonbeeld van Zijn suprematie,
Die wondere verrijzenis
Van leven, uit de duisternis.