Een ieder mag die tuin ingaan,
de toegang is er vrij.
ik zie de mooiste bloemen staan,
ook prikkelstruiken staan erbij.

Er loopt een kronkelpad doorheen,
bleef in het rechte spoor.
toen plots de tuinman mij verscheen,
Hij zei niet schrikken hoor.

Ik werk hier al een eeuwigheid,
en doe mijn werk met ijver.
en alles wat niet goed gedijt,
zet ik vlakbij de vijver.

Maar 't onkruid groeit de perken uit,
't is onbegonnen werk dit keer.
Ik denk dat ik het tuinhek sluit,
de tuin eens grondig renoveer.

En dié daar vroeg ik opgewonden,
die staan nog helemaal in knop.
daar heb Ik al wat op gevonden,
zie je die boom daar verderop?

Die mooie boom daar bij het water,
alles wat bloeit en wat ontluikt,
zet ik daar neer voor als ik later,
het tuinhek na mijn werk ontsluit.

Mijn adem brengt alles tot leven,
Het onkruid in een diepe krater.
voeding en zegen zal ik geven,
van die boom met levend water.
Anton van der Haar