Wat ben je mooi,
jij dartelende vlinder.
Je maakt me blij,
want jij,
laat zien, hoe straks,
in’t koninkrijk
van God,
ik dartelen zal
van vreugde.
Nu ben ik nog
een pop,
die
tergend langzaam,
zich ontworstelt
uit haar dop.
Maar straks
dans ik, zoals jij,
in de
Regenboog
Van
Gods heelal.

Dan ben ik
volkomen
Vrij!


Voor Annelot


Zie "uitgelicht gedicht"