Op aarde waar God leven heeft gegeven,
is gaandeweg geen plekje ongerept,
hier wordt ze kaalgeplukt en leeggeschept,
daar volgestouwd met al wat 't heeft begeven,

gebruiksgoed waar men niet meer mee wil leven,
dat "één, twee, drie, in godsnaam" wordt gezapt
in 't diepe, waar niet over wordt gerept
of in gebieden waar we niet om geven.

Men doet er goed aan minder te ontbossen,
het ondoordachte dumpen na te laten,
Gods goed, Gods gift van ons gif te verlossen,

als men niet wil ontregelen klimaten.
Op aarde heeft men veel om in te lossen,
bezorgder haar verzorgder achterlaten.