Verlegen stroomt
de rivier
haar bedding uit
zoveel gesmolten sneeuw
kan zij niet bevatten
langs de peinzende oever
draagt een kromgegroeide boom
winterse stilte nog op z'n rug
verdroogde rietpluimen
wimpelen naar een zwaar beladen schip

Een vroeg zomerse luchtlaag
trekt onbereikbaar voorbij
zwaluwen dun als kompasnaalden
zwenken in diep blauw licht
buitendijks baltsen weidevogels
anderen paraderen
op zon beschenen graslanden
parelend van zilveren rijp

Opgewekt voorjaarsgebeier
luidt ongekende kiemkracht in
vitaliteit spat springlevend
uit ontelbare bladknoppen
ze ruisen een aubade
reidansen zachtjes
op speelse vlagen wind
vroegbloeiers blozen met hun kopjes
op plekken die men al lang vergeten is

In het dalen van de dag
rafelen wolken gemoedelijk uiteen
stroomafwaarts
gaat de horizon vergloeien
impressionistische schakeringen
kleuren het doven van de zon
Gods zomen raken hier de aarde
majestueus scheppingswerk
adembenemend van schoonheid