langzaam dalend avondlicht
van een warme najaarszon
schept verrassend vergezicht,
opent mij een gouden bron

met haar zachte hemelstralen
laat ze schaduwen leven
die langs boomstammen dwalen
zich in bladeren begeven

het einde van een gele laan
is als een boog, als een poort
de toegang tot een nieuw bestaan
een sprookje waar de dood niet hoort

stervende geuren uit de grond
snuif ik diep naar binnen in
en met een glimlach om de mond
proef ik mild een nieuw begin