De avondzon sluimert
tussen de grijze nevels,
voorzichtig, wat verloren...

Haar late stralen
rusten zacht op het
mijmerend watervlak.

De grenzen tussen ons
en de Overkant 
vervagen...

De tijd staat stil.
Gods zachte hand
toont ons de grenzen
van het zomerlicht.

Hij zal de herfst 
weer tooien met 
warme kleuren.

Alles om ons heen 
ademt zacht en 
ingetogen...

Het is de tijd
van de Heer.
Hij streelt ook 
onze "grenzen",
ons onvermogen, (*)
ons heimwee naar
verloren kracht.

(*) voor een lotgenote.