Zilte
ochtend nog verborgen
onder een zachtgrijze vacht
contouren van oneindige lopers
rollen uit als riffen zwart basalt

Een aanlandige wind
zeeft pril zonlicht door dichte lagen
de kust legt z’n windsels af
een nieuwe dag is opengeslagen

Golven kantelen om en om
in vergeten en bewaren
nu eb straks vloed
onveranderlijk verkleuren ze mijn levensjaren

Vermoeide voeten verjongen
in het sissend schuim van de zee
een verrukkelijke schaterlach spoelt aan
wandelt onverwachts mee

Liggend in een duinvallei
schaduwen vredige wolken
als uitgestrekte vleugels
geruisloos over mij heen

In dit diepgevoeld moment
vertel ik mijn hemelse Vader
zonder me te verbergen
wat ik ervaar en voel

Een helende troost
luwt m’n weerbarstige gebrokenheid
om het wonder van Pinksteren te verstaan
waarlijk Gods Geest woont in mij