De tuin, hij slaapt in diepe rust,
de struiken wiegen heen en weer.
De vlokken sneeuw, het is een lust,
zweven zachtjes hier in stilte neer.

De warme stralen van de zon,
stralen liefdevol op aarde neer.
De sneeuw verdwijnt, de warmte won,
het van het kille weer.

De aarde komt opnieuw tot leven,
de vogels zingen bovenal.
De koude winter is verdreven,
de vlinders zweven overal.

Hoor het lied van het ruisen der bomen,
O, mocht ik maar samen met hen zingen.
Met de bomen, de vogels zij komen,
in 't voorjaar, als de knoppen gaan springen.

Bij het ruisen der bomen,
bij de knoppen die springen,
Bij de vogels die komen,
met hen wil ik zingen.
Jan van der Veen


Uit: Licht en Hoop - De roep van het verlangen.
januari 1994