Een
onbevangen lijsterlied
maakt kringen in de tere stilte
laat de ochtendschemer
uit Gods hand ontglippen

Ragfijne vochtsluiers
doordringen mijn beenderen
ben ik een bron geworden
die deze eerste zang bewaart

De frisheid neem ik het huis in
mijn hart en ziel zijn nu ontvankelijk
voor Uw wenken en ingevingen Heer
weggenomen is de aarzelende vrees