Sneeuwhoofden en -ruggen van hoge bergen
dagen trots uit tot spelen met gevaar,
beelden behaalde zege, glansrijk maar zwaar,
na inspanning vol vermoeiend tergen.

Hun zuiver wit, steile rots herbergen
onnoemelijk veel leven, onzichtbaar,
allerkleinst, heftig krioelend almaar.
Scheppings nietigste, doch machtige dwergen.

De Heer van 't heelal, al wat bestaat,
kijkt over strenge toppen heen, met gemak,
verschaft het verachte sterkende raad.

Voor hem zijn 's werelds overweldigend dak,
het minste, dat daaronder komt of gaat,
beide in het tijdloze broos en zwak.