Peinzend zit hij voor zich uit te staren
mijmeringen dolen in hem rond
zoekend in al zijn wedervaren
naar de bries die hem ooit vond
haar gezicht waait hem als het ware
vannacht naar de morgenstond.

Plots voelt hij weer de tegenwind
door heel zijn lijf en leden gaan
wie het waagt te worden bemind
tot op het bot van zijn bestaan
ervaart ook het zwaar bewind
van machten die hem willen slaan.

Een storm van vragen voert hem mee
verwoestingen maakten veel kapot
moet hij zich inhouden en gedwee
zich schikken in zijn aardse lot
of zijn orkanen op de levenszee
als woorden van zijn machtig God?

De Geest blaast stillend in zijn hart
hij zal oprecht zich uit gaan spreken
vindt langs zijn wegen vol met smart
voor al zijn kou een warme deken
al zijn de vragen niet ontward
God liet Zijn eigen wind opsteken.