De mens heel teer,
zo breekbaar mooi geboren
gaat vaak zijn eigen weg
daar waar goud en zilver gloren.

Als de mens, zoals in 't paradijs,
de weg van het begeren op wil gaan
ziet hij het dwaallicht vaak
voor de ster van Betl'hem aan.

Hij belandt op 't dode spoor.
In hebzucht zal hij verder gaan.
Hij rent vol stress en overmoed,
achter zijn eigen schaduw aan.

Hoe hij rent en raast
hij komt zijn schaduw niet voorbij.
Hij is teleurgesteld en uitgeput
ze lopen zij aan zij.

Hij bezwijkt en stort ineen.
Hij is op, hij kan niet meer.
Met een verwarde blik ziet hij,
zijn eigen schaduw weer.

Verbitterd en met beide ogen
ziet hij het dwaallicht aan.
Het bracht hem op het dode spoor,
dat in stress en hebzucht is vergaan.

Het is bouwen en bewaren,
om niet in drijfzand te belanden.
Werken aan een betere toekomst.
Met gevouwen handen.

De eerste 2 regels zijn een reactie van Ans Bieleveld
op mijn gedicht ''De witte orchidee''.