Er zij licht; het licht was goed.
Licht dat de dageraad begroet,
En de aard beschijnt rondom.
Aan de kim ontmoet het licht de nacht.
Toont zonneklaar zijn macht,
Want het duister keert weerom.
 
Het licht der wereld van de Vader,
Kwam in Jezus tot ons nader.
Zijn licht schenkt ons Zijn vreugd' alom.
Licht dat ons scheidt van duisternis,
Een stukje van de hemel is,
En ons voorgaat in een vuurkolom,
 
't Verlicht ons pad in donkre tijd.
Bewaakt ons en geleidt
Ons naar Gods heiligdom.
Het licht der lichten, opgegaan,
Wijst spoor en loop en baan,
Naar een zalig hemels welkom.
 
Kindren van het licht waken lange nachten
Onder Gods hoede, en wachten,
Hun lampen brandend, op de bruidegom,
Die het Licht der waarheid is.
Die het Licht van klaarheid is,
In de glans van mazal en sjalom.