Omdat ik Uw weg niet voor mij zie
en Uw stem hoor noch versta, 
wil ik U zien in lichtend vuur,
voor me uit op de weg waar ik ga.

Ik meen dat U schreeuwen moet,
voordat ik Uw wil kan doen,
vooral zeker weten:
dit is goed.

Als U vraagt dat ik
over Uw oordeel en
wederkomst profeteer, 
verdwaalden over inzicht leer, 
als een martelaar moet sterven, 
geven moet in plaats van verwerven, 
dan zijn die opdrachten zo vol risico
dat ik wel even heel duidelijk horen moet
dat U dat wilt, dat ik dat kan:
“Je doet het en wel zó!”

Ik zeg wel: “Ja, God, ik kom”,
twijfel, aarzel, wik en weeg, redeneer,
verzet geen stap, alwéér niet deze keer. 

Er staat geschreven, lieve Vader,
“Nader tot Mij en Ik kom u nader”, 
ik wéét het wel: niet andersom.
 
Uiteindelijk hoor ik, denk te verstaan:
“Ga op weg, dán zal ik je wijzen;
doe waartoe jij je in je hart 
geroepen voelt,
dan zal je merken
dat Ik je tot zegen ben
in hetgeen Ik je laat werken."

Nu denk ik, na vele jaren,  
terugkijkend op mijn verleden
te mogen ervaren
wat God bedoelt.

2005 (Mat. 16:4, Marc. 8:12, Luc. 11:29,30, Mat. 21:28-31) {jcomments on}