Gul schenkt de wilde lijsterbes
zijn hagelwitte bloesempracht
aan eenieder die graag vliegt

Wiegt zich lavend in vleugjes
weemoed van de stervende mei
lacht een wijle later de spotters uit

Smullend van de sappige rode gastheer
krijgen die heimwee naar hemelzoete luchten
naar nooit of nooit geen tranendal meer