Alles hier gaat voorbij,
de tijd waarin wij leven.
De jaren u en mij,
door God aan ons gegeven.
Alles heeft zijn limiet,
die Zijn hand blijft begrenzen.
Ontvangend wat Hij biedt,
doch niet al onze wensen.

De tijd die voorwaarts snelt,
leert ons de dagen tellen.
Voordat de dood zich meldt
en op ons toe komt snellen.
Wees daarom steeds bereid,
te komen zonder dralen.
Wanneer Gods klok de tijd,
aanwijst, ons thuis te halen.

Niets van wat hier bestaat,
zal immers durend blijven.
Wanneer Gods tijdklok slaat,
die ’t einde zal beschrijven.
Van alles hier op d’ aard’,
wat vergankelijk zal wezen.
Tot Hij ons openbaart
en alles nieuw laat wezen.

Een nieuwe schepping wacht,
waar tijd geen rol zal spelen.
Gods vrede ons gebracht
laat ’t hemels licht ons strelen.
Wat God ons dan aanbiedt,
is in Zijn licht te leven.
Waaraan Hij geen limiet,
geen tijdsbeperk zal geven.