Als pelgrims zijn wij steeds op reis
gaand over bergen en door dalen
opweg naar 't hemels paradijs
om eens het einddoel te behalen.

De reis vraagt energie en kracht
en zal daarvan veel van ons vergen
voor dat Gods gouden stad ons wacht
straks zichtbaar na de laatste bergen.

De weg daarheen is vol gevaar
maar God de Heer zal ons beschermen
eens worden wij de stad gewaar
daar toont de Heer ons Zijn ontfermen.

In liefde steunen wij elkaar
verbindend onderweg de wonden
zo staan wij voor elkander klaar
bij wie ze door ons zijn gevonden.

Want liefde en verbondenheid
dat zijn de pijlers die ons dragen
wanneer wij reizen door de tijd
opweg naar eeuwig blijde dagen.

Wij delen van ons voedsel rond
zodat niemand gebrek zal lijden
en vullen zo elkanders mond
want geven schenkt het hart verblijden.

De stad die in de verte wenkt
zal straks voorgoed ons thuisfront wezen
als God aan ons Zijn gaven schenkt
dan hebben wij niets meer te vrezen.