De levensbeker die wij drinken,
gevuld met vreugde en verdriet.
Daarmee gemengd wanneer wij klinken,
dat is de drank die ’t leven biedt.
De smaak van ’t zoet of bitter proeven,
die ’s levens vruchten aan ons schenkt.
Brengt dan weer lach dan weer bedroeven,
waarmee de beker wordt gemengd.

Zo laat het leven ons steeds smaken,
het onderscheid van zoet en zuur.
Die beiden zijn ’t die voor ons maken
’t verschil van menig levensuur.
Ons hart zal voor de vreugde kiezen,
maar kan niet aan ’t verdriet voorbij,
Het leven brengt ons ook verliezen,
beiden zijn als het wisselend tij.

Wij moeten elk de beker legen,
die eenmaal ons is aangereikt.
Totdat in ’s levens voor en tegen,
daarvan de bodem is bereikt.
Tot aan de laatste druppel drinkend,
een weigering wordt niet geduld.
De inhoud van de beker zinkend,
van ’t geen waarmee die was gevuld.