Er heeft een heerlijk lied geklonken.
Er zong voor hen een hemelskoor.
Voor ’t oog heeft ’t Goddelijk licht geblonken.
En ’t blijde bericht klonk hun in ’t oor.
De engel heeft hen doen verkonden.
Van ’t kindje en van Zijn geboort’.
Het brengt vergeving van de zonden.
Is de belofte van Gods woord.


De herders hebben blij vernomen.
Van de geboorte van dit kind.
Dat in de wereld is gekomen.
En mensen harten samenbindt.
Zij zijn naar Bethlehem getogen.
Waar ’t kind in witte doeken lag.
Zijn neergeknield en neergebogen.
En kregen van het kind een lach.


Zij wilden snel hun vreugde delen.
En zijn het stadje ingegaan.
Waar zij vertelden aan zo velen.
Wat God getoond had en gedaan.
Zij spraken van de engelen koren.
Van het gezongen vreugdelied.
Van ’t woord dat d’ engel hen liet horen.
Vergeten is Gods wereld niet.


De mensheid kan weer ademhalen,
Door ’t licht der wereld dat verscheen.
En dat op d’ aard deed nederdalen.
Gekomen in dit kind alleen.
Nu moet elk hart van vreugde zingen.
In ’t duister kwam voor ons het licht.
Wat moede harten op laat springen.
Stralend voor ieder opgericht.
Justus A. van Tricht