Er werd een Woord vernomen,
en zie, de schepping was.
Zo is, in Gods Geest, gekomen,
uit ‘t niets, ‘t aardse ras.

En Gods woord ging verder,
op aarde in Zijn ademtocht.
Stelde de mens tot herder,
die Zijn schepping bewaken mocht.

Nadat de mens hem had verlaten,
ging, zonder Hem, zijn eigen pad,
kwam Zijn woord: "Mens, Ik kan niet haten,
omdat Ik je altijd heb liefgehad".

Aan Zijn volk heeft Hij gegeven,
Zijn eed, Zijn onvergankelijk woord,
en altijd is Hij bij hen gebleven,
want, Zijn liefde duurt eeuwig voort.

En, kwam de mens in nood,
door eigen daad en woord,
dan toonde Hij liefde, zo groot,
en heeft naar hun bede gehoord.

Ondanks al Zijn liefdeblijken,
keerde de mens zich van Hem af.
Hij heeft Zijn hand willen reiken,
en Zelf droeg Hij voor ons de straf.

Zijn eigen Zoon bracht Zijn woord.
Liet door Zijn daden en Zijn leven,
aan ons zien hoe het hoort,
heeft, voor onze zonden, Zijn leven gegeven.

Nog mogen wij leven op Zijn aarde.
Gaat Zijn liefde eeuwig voort.
In de Geest, die Hij ons openbaarde,
in Zijn eeuwig, troostrijk woord.


02-01-‘93