God toont Zijn majesteit,
Zijn schepping uitgebreid,
doet van Zijn grootheid zingen.
Het licht van zon en maan,
de sterren die er staan,
laat flonkering ontspringen.
Hun licht dat d' aard beschijnt,
met hemelglans omlijnt.
zendt vrolijk ons haar stralen.
Op 't hemels blauw fluweel,
verschijnt op het toneel,
steeds weer hun blij verhalen.
Hun glans als diamant,
zo helder transparant,
blijft aan de hemel blinken.
Het zonlicht warm, als goud,
het maanlicht zilver, koud,
't licht waar wij in verzinken.
Geen grootser licht bestaat,
dan 't licht waar in God gaat.
't Licht waar in Hij doet wonen.
Dit Licht der eeuwigheid,
Licht van Gods heiligheid,
zal Hij de wereld tonen.
Wie in dit licht mag staan,
gezegend is voortaan,
de mens die 't wordt geschonken.
Gods Woord het blijde bericht,
draagt in zich ook dat Licht,
het heeft voor u geklonken.
God wiens beloft vervuld,
Zijn woord in 't Licht onthult,
is 't Licht voor onze voeten.
Wie wand'len in dit licht,
voor 's Heren aangezicht,
zullen Hem blij ontmoeten.
Melodie: lied 66 L.v.d.K
Justus A. van Tricht
26 april 2006