Heer vaak is 't op de rotsen ploegen,
als liefde maar geen weerklank vindt.
Men zich naar Uw woord niet doet voegen,
met d' oren doof en d' ogen blind.
Vaak blijkt het zaad dat U doet zaaien,
zelfs als het in de akker valt,
Na d' opgroei enkel af te maaien,
omdat de vrucht U niet bevalt.


Al heeft het nog zo hard geregend,
en scheen de zon bij tijden fel.
Dan blijken d' aren niet gezegend,
en zijn de korrels niet in tel.
Dan is voor U de oogst verloren,
en kunt U er ook weinig mee.
Want U hoopt op een veld vol koren,
waar 't wit doet golven als de zee.


Want op de rotsen tussen dorens,
groeit wat U zaait geheel niet op.
Verdroogd, versttikt door scherpe horens,
daar komt 't gezaaide nimmer op.
Daar worden korrels weggepikt.
waarop de vogels fel doen azen.
En wat in dorens wordt verstikt,
dat zal zelfs U niet doen verbazen.


Heer laat ons hart toch niet zo wezen,
een akker met onvruchtb're grond.
Niet als de dorens, rotsen wezen,
waarop niets voedingsbodem vond.
Maar maak in ons de liefde wakker,
waar 't strooizaaid rijk in groeien kan.
Om bloeiend zijnde op die akker,
U daarvan vruchten oogsten kan.
Justus. A  van Tricht


21 april 2006