Hij was nog maar een jongeling,
en telde twaalf jaren.
Maar kon wat Hij door God ontving,
Zijn wetten goed verklaren.
Met priesters debatteerde Hij,
en met de schriftgeleerden.
Was onbevreesd en Hij sprak vrij,
die Hij in wijsheid leerde.


Zij waren allen zeer verbaasd,
wat zij uit Zijn mond hoorden.
Hij was beheerst en niet gehaast,
en koos met zorg Zijn woorden.
De tempel immers was het huis,
de woonplaats van Zijn Vader.
Daar voelde hij zich prettig, thuis,
bij 't theologisch kader.


De thora was Hem goed bekend,
Hij kende hem van buiten.
Had zich de woorden ingeprent,
en in Zijn hart doen sluiten.
Hij was niet bang voor het dispuut,
men deed graag naar Hem horen.
Het was Zijn eerste groot debuut,
voor hun geleerde oren.


Maar wat de jongeling niet wist,
dat d' ouders naar Hem zochten.
Hij werd al lange tijd gemist,
en wrongen zich in bochten.
De angst nam hen in zijn bezit,
om 't kind dat was verloren.
De vraag weet u waar Jezus zit,
was overal te horen.


Doch in de tempel vonden zij,
Hem bij de schriftgeleerden.
Waar Hij nog ongedwongen vrij,
hen onderwees en leerde.
Hij ging niet in op het bezwaar,
van Zijn bezorgde moeder.
Sprak onomwonden, klip en klaar,
God, is Mijn Vader, hoeder.


Hier in Zijn huis hoor ik te zijn.
de plaats waar elk Hem nadert.
In Zijn aanwezigheid te zijn,
verbonden en vergaderd.
Toen is Hij weer mee terug gegaan,
waar Nazareth Hem wachtte.
Hij leefde van die dag voortaan,
met God in Zijn gedachten.

Justus. A van Tricht


14 april 2006