In Bethlehem bleef menig deur gesloten
doch Jozef en Maria klopten telkens aan.
Want zij was zwanger en moest baren
zij kon niet zoveel langer verder gaan.
Zelfs in de herberg bleek voor hen geen plaats meer
en men verwees hen naar een grot als kleine stal.
Daar werd de Zoon van God geboren
in ’t kribje lag de koning van het al.
In doeken werd het kleine kind gewonden
de os en ezel zagen met verwondering neer.
Hun ogen zagen het kindje liggen
en deelden in de blij serene sfeer.
Hoe is ’t gesteld met ons als mensenkinderen
is er nog plaats in huis en hart voor ’t Christuskind.
Of blijft ons hart voor Hem gesloten
omdat ’t bij ons geen plaats en thuisoord vindt.