Mens, wil jij al de geheimen ontsluiten,
die Ik in Mijn wijsheid verborgen nog houd.
Dat gaat je vermogen, je kunnen te buiten,
je kunt niet begrijpen al wat je aanschouwt.
Beperkt zijn je inzicht en is je vermogen,
al schiep Ik je ook naar Mijn beeld eens gelijk.
Maar Ik zal naast Mij nimmer een godheid gedogen,
Mijn kennis, Mijn macht, die blijft buiten bereik.


Je hand kan wel naar de hemel doen reiken,
je kunt door 't heelal zijn op reis naar de maan.
Ik weet dat je ogen veel verder doen kijken,
daar waar de planeten en sterren doen staan.
Maar hier is de plaats die Ik aan je deed geven,
zult daarvan op aarde de rentmeester zijn.
Daarop zul je wonen, daarop zul je leven,
en daarop je arbeid steeds vruchtbaar doen zijn.


Ik heb je op d' aarde Mijn opdracht gegeven,
om die te vervullen en je uitgelegd.
Dat je altijd naar vrede en liefde zult streven,
en dat Mijn gebod niet opzij mag gelegd.
Want enkel hierdoor zul je Mijn hart behagen,
dat is wat ik doe verwachten, je vraag.
Dat jij als een boom goede vruchten zult dragen,
waar niet aan de voet ligt een bijl of
een zaag.


Wat heeft het voor zin naar de hemel te reiken,
en trachten toch stapvoets weer verder te gaan.
Ik zal door Mijn macht je de grenzen doen blijken,
en jou met je voet weer op d' aarde doen staan.
Blijf nu nog maar wachten en stilletjes dromen,
op d' aard, waar de hemel verborgen moet zijn.
Want eens zal de dag die je hoopt zijn gekomen,
dan wijs Ik je het pad waar Mijn hemel zal zijn.


Justus. A van Tricht


13 april 2006