Mijn God ik wil de beker niet,
gevuld met bitterheid.
Ik heb genoeg van het verdriet,
wat mij is toebereid.
Ik wil geen pijn, geen tranen meer,
geen last door tegenslag.
Ik vraag en smeek het U o Heer,
de beker wijken mag.


Maar als ik Heer toch drinken moet,
de bitt’re zure wijn.
En door het droge brood gevoed,
die mij geschonken zijn.
Leer mij Heer dan toch dankbaarheid,
waarmee mijn hart zich vult.
Als na de drank der bitterheid,
’t geluk mij wordt onthuld.


Soms moet men door de diepten gaan,
van angst en bitterheid.
Maar wie U kent gaat niet alleen,
hij wordt door U geleid.
Eens zijn er Heer geen tranen meer,
 geen gal, geen bitterheid.
Maar zal ik U zien in de sfeer,
van blijde eeuwigheid.
Justus A. van Tricht