Heer wees de rouwenden nabij,
gedompeld in verdriet en tranen.
Sta met Uw troostwoord hen terzij,
leidt hen weer op verlichtte paden.
Sla Heer Uw armen om hen heen,
nu hart en geest Heer zijn verslagen.
Heer droog hun tranen stil ’t geween,
en schenk hen kracht in deze dagen.


Wees met hen straks die zware tocht,
als zij hun kind Heer gaan begraven.
En door het zware leed bezocht,
toch weten van Uw liefdegaven.
Wees met hen in de duisternis,
hun hart gevuld met zoveel vragen.
Voelend de pijn van het gemis,
zo schrijnend, diep in deze dagen.


Dit leed gestempeld in hun hart,
zal heel hun leven blijven schrijnen.
Nooit zal op d’ aarde deze smart,
van binnen uit hun hart verdwijnen.
Maar eenmaal als de ure komt,
zij door Gods liefde blij ontboden.
Dan wordt en is hun pijn verstomd,
voorbij zijn dan al d’ aardse noden.


Wie nu hun afgenomen is,
zullen zij in Gods licht begroeten.
Zij zullen uit de duisternis,
hem in het hemelslicht ontmoeten.
Hun vreugde zal onpeilbaar zijn,
als God hen met elkaar verenigt.
Voorbij zal alle moeiten zijn,
’t is God die troost en smarten lenigt.


Opgedragen aan de ouders van Jesse.
Justus A. van Tricht