Met twijfelwoorden bedoelen we woorden (geen werkwoorden) die op elkaar lijken en nogal eens met elkaar worden verward. Het is bij de meeste twijfelwoorden geen kwestie van spelfouten, maar het zijn stijlfouten.

DE, HET of EEN?

Voor mensen die niet met Nederlands opgegroeid zijn, is dit een heel lastig onderwerp. Lidwoorden.

 

JOU of JOUW?

Je schrijft "Hij heeft jou gezien", "Dat is jouw tas" en "De tas is van jou". Het woord klinkt steeds hetzelfde, maar in geschreven vorm kan die letter w de zin een heel andere betekenis geven. 

 

HEN of HUN?

Je schrijft "Hij heeft hen gezien", "Dat is hun tas" en "De tas is van hen". Er is wel degelijk verschil tussen deze woorden.

 

WIER of WIENS?

Je schrijft "De man wiens tas zoek was" en "De vrouw wier tas zoek was". En hoe zit dat met meervouden?

 

ZIJN of HAAR?

Je schrijft "De directie heeft haar besluit genomen" en "De staat moet zijn verantwoordelijkheid nemen". Wanneer is een woord vrouwelijk?

 

DAN of ALS?

Je schrijft "Kees is groter dan Wim", "Ik loop even hard als jij" en "niets anders dan opletten".

 

WAT, DAT, DIE of WIE?

Je schrijft "Het kind dat speelt", "De muur die omvalt", "iets wat ik wil" en soms "de vrouw wie ik een cadeau geef".

 

HEEL of HELE?

Een hele lekkere appel is in elk geval geen halve.

 

MITS of TENZIJ?

We eten in de tuin, mits het droog blijft. We eten in de tuin, tenzij het gaat regenen.

met toestemming overgenomen van www.beterspellen.nl