Vierentwintig twee vorig jaar
vielen strijdkrachten Oekraïne aan:
het zou om een korte Blitzkrieg gaan.
Wat ik al gauw dacht was dat niet waar.
 
Maak ik het nog mee, het staakt het vuren?
Maak ik het nog mee dat vrede wordt getekend?
Maak ik het nog mee dat er anders wordt gerekend?
Niet meer in getallen die zeggen hoe velen zijn gevallen?
Niet meer aangeduid met cijfers over bommen en granaten?
Niet meer die berekeningen over schade, wereldwijd nagelaten?
Die vragen komen in me op, niet zozeer vanwege eigen levensuren.
 
De mensen die beangst of onverschrokken
bij vreselijke geweldsstrijd zijn betrokken
hebben alle recht om zich af te vragen:
duurt het jaren, maanden, dagen?
 
Vierentwintig twee in Groningen:
een rapport benoemt vreselijke dingen.
Vooral ouderen zullen zich af gaan vragen:
maak ik waarmaken van beloftes nog wel mee
tijdens mijn eigen al zo lang moeilijke levensdagen?
 
Vierentwintig twee in Syrië en Turkije,
in Brazilië, Irak, Iran, Soedan, Arabië
mensenrecht met voeten getreden.
Tot puinhopen vervallen woningen:
raakt het uit onze herinneringen?
“Dat gaat daar toch eenmaal zo,
ik gaf wat geld, heb gebeden.
Dat die ellende verbetert
maak ik echt niet mee.”
 
Berustend, fatalistisch,
moegestreden en cynisch,
verwijtend en ook sarcastisch,
geloof, hoop en liefde agressief
de grond in boren en niet meer lief
voor de medemens, maar polariseren,
beschaamd vertrouwen in “hoge heren”,
toenemend willen genieten in je klein hoekje,
geen tijd voor een kaartje of een ziekenbezoekje,
altijd “aan staan”, “mijn geluk” en “druk, druk, druk”:
dáár komen strijd, oorlogen, teleurstellingen vandaan,
later spijt: “Had ik het toch maar allemaal anders gedaan.”
Maak ik het nog mee? Pak ik het per vandaag eens beter aan?

Vijfentwintig twee tweeduizenddrieëntwintig, een nieuwe dag:
gelukkig kreeg ik de kans dat ik vandaag herbeginnen mag.