Als sofar en schalmei weerklinken,
is dat een oproep tot het feest.
Dan zal de hemelkoning komen,
wanneer verslagen is het beest.
Dan is voorgoed de strijd gestreden,
en breken nieuwe tijden aan.
Waarin door niemand wordt geleden,
maar ieder in Gods licht zal staan.
In reidans zullen wij ons voegen,
met handgeklap en snarenspel.
Wij zullen jubelen en juichen,
en klinken zal de rinkelbel.
De klanken van de tamboerijnen,
zullen door onze rijen gaan.
Waarop de groten en de kleinen
met grote vreugde zullen slaan.
't Hosanna voor de grote koning,
wordt dan geuit van mond tot mond.
En iedereen zal voor Hem knielen,
met 't hoofd gebogen naar de grond.
Geen groter feest zal er ooit komen,
op aard in d'hemel ooit gevierd.
Als Hij vervullend onze dromen,
de schepping met Zijn lichtglans siert.