U bent de Hoorder van gebeden,
die tot U opgezonden zijn.
U weet hoe veel er wordt geleden,
bekend met onze vreugd en pijn.
Als wij die brengen voor Uw troon,
ontvangend en bijeen verzaam’lend,
U die vergarend in Uw woon,
beluistert in ons spreken staam’lend.

U wordt niet moe naar ons te horen,
als blijdschap, noden uitgezegd.
Die klinken in Uw heil’ge oren,
vanuit ons hart U voorgelegd.
Ja alles is bij U bekend,
Uw oog heeft ‘t al reeds waargenomen,
van elk wie zich tot U Heer wendt.
Nog voor wij biddend tot U komen.

U hoort de woorden uitgesproken,
hen een voor een  in liefde aan.
Tot plots Uw hand wordt uitgestoken,
U ons verhoort, versteld laat staan.
Soms snel soms langzaam op Uw tijd,
brengt U de uitkomst die wij hopen.
Beproefd en toetst ons toegewijd,
of wij nog op Uw paden lopen.

Wanneer wij daarvan afgeweken,
laat U ‘t ons voelen, zij ‘t met pijn.
Houdt dit ons voor, toont ‘t in gebreken,
in woord en wandel, handel zijn.
Als wij dit inzien ‘t U belijden,
en op het rechte pad weer gaan.
Dan volgt vergeving Uw bevrijden,
gezegend om weer voort te gaan.

U blijft steeds naar ons bidden horen,
wijst ons als ‘t nodig is terecht.
Maar laat voor ons steeds ‘t licht weer gloren,
maakt kromme paden voor ons recht.
U houdt U steeds aan Uw beloften,
verhoort gebeden op Uw tijd.
Wij bouwen steeds op Uw geloften,
steeds als een Vader toegewijd.

Leer ons, ook als wij ‘t niet begrijpen,
niet elk gebed van ons verhoort.
U dit bedoelt om ons te rijpen,
al heeft U ‘t bidden wel gehoord.
Om ons tot edelsteen te maken,
en zo te slijpen dat die blinkt.
En niet uit ‘t evenwicht te raken,
door ‘t geloof in U toch dank opklinkt.

Laat in ons hart die Bron ontspringen,
van levend water dat ons drenkt.
Blijf ons met liefd’ en kracht omringen,
steeds tonend hoe U ons gedenkt.
Ook als U ‘t beter vindt te wachten,
voor ons met d’ uitkomst uitgesteld.
Maar ons en die steeds in gedachten,
tot dat U die ons toch vermeld.

Om zo Uw liefde ons te tonen,
Uw trouw, in ons volhardend zijn.
En wonderen steeds ons blijft betonen,
zowel in ‘t groot als in het klein.
Ook als w’ in zwakheid soms vervallen,
leer ons die tekenen steeds te zien.
Die ons vanuit Uw hand toevallen,
ons uit genade bovendien.

Leer ons Uw zegeningen tellen,
van een tot tien, ’t meervoudig zijn.
Een lijst elk daarvan op te stellen,
ontdekkend het oneindig zijn.
Veel meer dan onze hand kan schrijven,
veel meer dan ‘t hart bevatten kan.
Wetend Uw eeuw’ge trouw zal blijven,
in Liefde die nooit breken kan.


      
 
 
 

Nieuw ingezonden gedichten