Er ligt een man te wachten,
hij ligt op een matras.
Al achtendertig jaren
bij 't water dat genas.
Steeds zal een engel komen
het water wordt beroerd.
En hij blijft er van dromen
wie hem naar 't water voert.
Maar niemand komt hem dragen
hij kan niet gaan, niet staan.
Hij moest zolang verdragen
zag anderen voorgaan.
Zij werden daar genezen
en dat was Gods verdienst
Uit 't water opgerezen
bewees men hem geen dienst.
Maar plots'ling mag hij horen
een vriendelijke stem.
Die weer de hoop laat gloren
van binnen diep in hem.
Die stem komt aan hem vragen
wil jij weer beter zijn?
Je verdere levensdagen
verlost, genezen zijn?
Sta op ga heen en wandel
zo klinkt tot hem het woord.
Neem je matras en handel
loop vrijuit door de poort.
Een wonder zal geschieden,
een hartenwens vervuld.
De Heer zal uitkomst bieden
na jaren van geduld.
Daar gaat hij door de straten
die man met zijn matras.
Die jaren lang verlaten
bij 't water niet genas.
Na achtendertig jaren
loopt hij verblijd weer rond.
Hij heeft Gods liefd'ervaren
hij is weer kerngezond.