Jij mensenkind zo nietig klein,
wat ben jij in Gods ogen?
Een stofje zul je daar in zijn,
door weer en wind bewogen.
Dat wervelend wordt voortgejaagd,
en dwarrelend weggeblazen.
Tenzij je naar Gods liefde vraagt,
die je zal gaan verbazen.

Weet dat je uit Gods handen komt,
want Hij heeft je geschapen.
Hij blies Zijn adem in je mond,
zo mocht je gaan ontwaken.
Door Hem zag jij het levenslicht,
ontving de vonk van ’t leven.
Hij heeft je daartoe opgericht,
met liefde en trouw omgeven.

Uit ’t stof der aarde kwam je voort,
waaruit Hij je formeerde. 
Naar Zijn gelijkenis, Zijn woord,
Zijn beeld, tot leven keerde.
De spiegel van Zijn aangezicht,
ligt in je kern besloten.
Waarmee Hij met Zijn glans en licht,
je ziel heeft overgoten.

Zo moest je voor je Schepper zijn,
het beeld van Zijn herkennen.
Een mens waarin Gods liefdeschijn,
zich wederzijds laat kennen.
En in die wederkerigheid,
als vriend met Hem te wand’len.
In ’t Paradijs, als eeuwigheid,
het kroonwerk van Gods hand’len.

Het was Gods liefde die je schiep,
waarmee je was omgeven.
Zo eindeloos groot, zo eindeloos diep,
en jouw geluk Zijn streven.
Maar door een valse stem verleid,
God ongehoorzaam wezen.
Heeft dit tot zonde en dood geleid,
en ’t donker graf te vrezen.

Maar Hij wiens liefde oneindig groot,
kon jou maar niet vergeten.
Hij wilde niet je bittere dood,
en laat dat je ook weten.
Hij zond Zijn Zoon die Jezus heet,
als Redder naar de aarde.
Die aan het kruis aan jouw zond’ leed
verzoend jouw leven spaarde.

Zo toonde God opnieuw Zijn hart,
waarin de liefde woonde.
Hij schonk de mens een nieuwe start,
waarmee Hij hem betoonde.
Hoe groot Zijn liefde en Zijn trouw,
voor jouw als mens zou blijken.
En door Zijn blijk van liefde en trouw,
jouw leven zou verrijken.

Jij bent Zijn schepping naar Zijn beeld,
dat zul je altijd blijven.
‘t Is God wiens woord steeds onverdeeld,
Hij in je hart wil schrijven.
Tot ’t stof der aarde keer je eens weer,
waaruit je bent genomen.
Maar ziel en geest gaan tot de Heer,
terug waarvan zij komen.

Een nieuwe schepping zul je eens zijn,
God wekt je weer tot leven.
Om eeuwig bij Hem thuis te zijn,
door ’t eeuwig licht omgeven.
Een nieuwe hemel, nieuwe aard’,
zal uit Gods handen komen.
Waar ieder mens door Hem vergaard
zal leven en zal wonen.

 

Nieuw ingezonden gedichten