Hoe zal het leven aan de andere zijde zijn,
als wij de grens van tijdelijk naar eeuwig overschrijden?
Wat wacht ons achter deze scheidingslijn,
als wij van ’t aardse leven zullen moeten scheiden?
Wanneer de dood aan alles hier een einde maakt,
van wat ons bindt en onze handen deed bewerken.
Zijn kille hand ons eenmaal koud heeft aangeraakt,
ons oog zich sluit wat zullen wij dan merken?

Ons lichaam gaat zijn laatste gang naar ’t graf,
waar het ter ruste wordt gelegd in donkere aarde.
En alles wat dit aardse lichaam eens omgaf,
verliest zijn glans en menselijke waarde.
Maar wij die geloven in het Goddelijke woord,
wij weten dat de dood het einde niet betekent.
Maar dat als eenmaal Gods bazuin zal zijn gehoord,
voor immer met de dood zal worden afgerekend.

Als onze ziel het aardse lichaam eens verlaat,
heft God die op, naar hemelhoogten dragend.
En door Zijn hand in God gewijde staat,
geborgen in het licht dat helder dagend
de kern van ons bestaan in liefde omsluit,
waarin zij wacht op dingen die gaan komen.
Tot op de dag waarop naar Gods besluit,
de doden niet meer in hun graven zullen dromen.

Maar God hen opwekt door de klank van de bazuin
en ziel en lichaam als vernieuwd worden verbonden.
Als aarde en hemel wordt herschapen tot een tuin,
waar slechts Gods licht regeert aan allen toegezonden.
Want ieder die in Christus eens ontsliep,
zijn naam heeft God voor eeuwig in gedachten.
Die weet al lijkt de doodslaap nog zo diep,
dat ’t eeuwig leven hem eens staat te wachten.

Met velen zullen wij eens ’t heilsland binnengaan
en door haar poorten de hemelstad betreden.
Dan krijgen wij van God de witte klederen aan
en hoort de dood voor eeuwig tot het verleden.
Een nieuw verheerlijkt lichaam dan ons deel
en onze ziel bevrijdt van alle smetten.
Alles herschapen tot een schoon geheel,
in het stralend licht waarin God alles zal gaan zetten.


 

Nieuw ingezonden gedichten