Eens komt het uur van afscheid nemen
dan leggen wij ons reiskleed af.
Dan gaan wij op naar ’s hemels woning
die God ons in ’t vooruitzicht gaf.
Dan moeten we hier ons huis verlaten
al wat wij hebben als bezit.
’t Zal in de hemel ons niet baten
al eerder leerde ons God dit.
Al ’t aardse heeft bij God geen waarde
wat roest en mot hier steeds verslindt.
Want slechts Gods rijke hemelschatten
is wat het van het aardse wint.
Geen invloed hebben deze beiden
op ’t hemels erfgoed ons beloofd.
Bij God zal niemand schade lijden
niets wordt daar uit ons hand ontroofd.
Steeds komen wij een stapje nader
bij ’t eenmaal komend afscheidsuur.
En ’t hemelslicht voor ons zal blinken
zo zuiver helder en zo puur.
Bedenk met schatten van de aarde
dat u de hemel niet betaalt.
Maar dat van God de liefdewaarde
met die van Christus u thuishaalt.