Haast en drukte, wat doet het met ons?
Wat is het toch dat ons leven altijd zodanig vult
dat we er tijd aan verliezen, erger nog, ons geduld?
We jakkeren en jagen, waarom zo snel toch en waarheen?
Is onze agenda alleen maar vol met plannen voor onze eigen lol?

Gaan we naar medemensen in nood? Hun verdriet is soms zo groot.
Kunnen we dan de kostbare tijd nemen om aandachtig te luisteren,
terwijl hun tranen, ingeslikt, hun stem nog slechts doen fluisteren?

Durven we op bezoek bij wie raast en tiert,
met boosheid en gevloek veel verdriet maskeert,
hoe dat anders te uiten niet heeft aan- of afgeleerd?

Voelen we ons ongemakkelijk bij wie in klagen
eigenlijk slechts antwoorden zoekt op levensvragen?
Nemen we de tijd voor mensen met diepe eenzaamheid?

Moet een mailtje in twee zinnen, zelfs zonder groet,
áls we al een mailtje schrijven en een kaartje zien
als iets “wat eigenlijk toch wel een keertje moet?”

Is een telefoongesprek al gauw te lang?
Mijden we wie weten snel te gaan sterven,
voor eigen levenseinde als de dood zo bang?

Is op bezoek gaan een bezoeking
als het je moed en tevens moeite kost,
als je eigen levensvreugde niet overkomt?
Moet dat allemaal zoals jij dat het liefst zou willen,
ben jij het middelpunt, ben je dan echt zó afgestompt?

Echte vreugde biedt het leven waar we anderen tijd en aandacht geven,
dan blijkt dat we méér ontvangen dan waar we voor onszelf naar verlangen.

mei 2011, op verzoek van iemand die beloofd ziekenbezoek sinds februari 2010 niet wist in te plannen.