Hier ligt de dood voldaan te slapen.
Hier hoeft hij niet meer aan het werk.
Ter slachting leidde hij Gods schapen.
Voor geen van hen staat hier een zerk.
 
Hier klonk het schreeuwen en gebral
Van geesteszieke idioten,
Trawanten satans in getal.
Hier werd onschuldig bloed vergoten.
 
Hier klonken schoten uit geweren.
Steeg dreigend rook ten hemel hoog.
Hier was het kwade niet te keren.
De wereld had daarvoor geen oog.
 
Hier rust de as van Sara’s kindren.
Het kiemend zaad van Abraham.
Wee hen die nu nog altijd hind'ren
Het vrij bestaan van Juda’s stam.
 
Hier ligt die schandplek, godverlaten.
Sinist're nevel waart hier schimmig rond.
Nooit zal de hel dit oord verlaten.
Dat ooit symbool voor ’t doodsrijk stond.
 
Hier leek de Eeuw'ge hen vergeten.
Die miljoenen, toen vermoord.
Tot vandaag wordt Hem verweten,
Dat hun schreeuw niet werd gehoord?
 
Zij, martelaren, zijn geborgen
Bij Gode's altaar voor Zijn troon.
Hijzelf zal eeuwig voor hen zorgen.
Verlost van alle haat en hoon.
 
God zal niet onschuldig houden,
Die naar Zijn volk zijn vuisten heft.
Die op zijn zieke waan vertrouwde,
Heeft zeker nooit Gods macht beseft.